Datum publicatie: 12 mei 2020

Leerwerkgroepen voor een betere preventie in de aanpak van kindermishandeling

De AWTJ Veilig Opgroeien betrok professionals uit het sociale domein, zoals CJG-professionals, welzijnswerkers, onderwijzers, gedragswetenschappers en wijkagenten. Doel was elkaar snel te vinden, met elkaar samen te werken, de veiligheid van het betreffende kind te beoordelen, en op een juiste manier te interveniëren. De werkplaats richtte daartoe drie leerwerkgroepen in.

Drie leerwerkgroepen

De AWTJ Veilig Opgroeien richtte drie leerwerkgroepen in: in Midden-Kennemerland, in Zuid-Kennemerland en in de Haarlemmermeer. In die leerwerkgroepen is aan de hand van exemplarische casuïstiek besproken hoe de verschillende betrokken partijen elkaar zouden kunnen ondersteunen en versterken. Bij exemplarische casuïstiek gaat het niet om echte casussen. Het gaat om samengestelde casussen waarin problemen aan de orde komen waarmee men bij de samenwerking tussen de verschillende partijen zou kunnen worden geconfronteerd. Gemeenten, die in de besprekingen participeerden, kwamen erachter hoe moeilijk het is om verschillende instellingen met elkaar te laten samenwerken en hoe belangrijk het is om één gezamenlijke ‘taal’ te ontwikkelen. In de beginfase vond men de exemplarische casuïstiek plezierig. Tegelijkertijd ontstond er steeds meer behoefte aan echte casussen. De transitie van de jeugdzorg was immers net begonnen en men wilde graag leren hoe je met elkaar in concrete zaken kunt samenwerken. Met de betrokken gemeenten heeft de AWTJ Veilig Opgroeien overlegd welk probleem ze graag wilden oppakken. Daaruit kwamen echter weinig concrete vragen. De leerwerkgroepen kwamen zo langzaam aan hun einde.

Dilemma’s

Bij hun werkzaamheden liepen de leerwerkgroepen tegen drie dilemma’s aan.

1. Weerbarstige praktijk door decentralisatie en bezuinigingen

De leerwerkgroepen gingen in het eerste jaar voortvarend van start, met enthousiaste betrokkenheid van professionals uit de verschillende geledingen. Gaandeweg bleek de praktijk echter steeds weerbarstiger te zijn. Dat leidde tot veel onrust bij gemeenten en maatschappelijke organisaties. Dit had zonder meer te maken met de transities in het sociaal domein en rondom de jeugdwet, en met de forse bezuinigingen die het Rijk tegelijk doorvoerde. Daardoor werd er meer energie gestopt in de dagelijkse, reguliere praktijk en ‘het hoofd boven water houden’, dan in inhoudelijke reflexieve praktijken, kennisontwikkeling en praktijkonderzoek.

2. Moeizame communicatie

Verder bleek ook dat de verschillen tussen de professionele logica’s moeizame communicatie veroorzaakten. Wat voor de ene professie ‘goed werk’ is, gebaseerd op klassieke noties over evidence based werken, is voor de andere professie juist geen ‘goed werk’. Zo zijn op RCT (‘randomized controlled trial’ of ‘randomized clinical trial’) gebaseerde methoden binnen de jeugdzorg de ‘gouden standaard’. Maar bij het jeugd- en welzijnswerk vormen ‘ambachtelijkheid’ (Sennett) en ‘swamp work’ (Schön) de essentie van de professionele uitvoeringspraktijk.

Om die verschillen te overbruggen heeft de AWTJ Veilig Opgroeien deze voortdurend aan de orde gesteld in de leerwerkgroepen. Het overbruggen ervan werd gezien als een proces waar je met elkaar doorheen moet gaan. De werkplaats heeft geprobeerd bij te dragen aan een gezamenlijke taalontwikkeling. Bovendien probeerde de werkplaats organisaties over hun eigen grenzen heen te laten kijken bij de vraag wat voor (de problematiek van) een cliënt in een specifieke situatie de beste oplossing zou kunnen zijn. Dit lukte niet altijd, omdat de transitie van de jeugdzorg gepaard ging met bezuinigingen. Daardoor waren veel instellingen vlak na de transitie gericht op overleven.

3. Vrees voor beschadigen vertrouwen

Bekend was al dat professionals het moeilijk te vinden om, vooral bij extreme gevallen, open met kinderen en hun ouders over (vermoedens van) kindermishandeling te praten. Ze vrezen dat de vertrouwensband met ouders en kinderen wordt beschadigd. Op dit ingewikkelde probleem rust een taboe. Professionals willen helpen, maar ouders kunnen denken dat hun kind wordt afgepakt. Dat leidt tot wantrouwen.

Deze problematiek speelt vooral in het Multidisciplinair Centrum aanpak Kindermishandeling (MDCK). Het MDCK probeert voortdurend te benadrukken dat professionals met ouders willen samenwerken, ook bij onveiligheid in het gezin. De vrees om de vertrouwensband te beschadigen speelt altijd. Het is niet eenvoudig om die vrees weg te nemen, uitsluitend door continu te laten merken dat je wil samenwerken, door in de wijk al contacten te leggen, en door uit te leggen dat het primair juist niet de bedoeling is om een kind uit huis te plaatsen. Het is een lastig dilemma, waarmee professionals wel steeds beter weten om te gaan: ze blijken steeds beter in staat te zijn om relaties met ouders op te bouwen. Daar heeft vooral het MDCK aan bijgedragen.

Meer weten over de AWTJ Veilig Opgroeien? Bekijk dan deze pagina.