BETERapp voor zachte overgang naar zelfstandigheid
Als jongeren rond hun 18e jaar de jeugdzorg verlaten, kunnen ze dit als stressvol ervaren. Bekende structuren vallen weg en ineens moeten ze zichzelf zien te redden. Het project ‘Over de drempel’ onderzoekt of een mobiele app deze jongeren kan helpen bij de transitie.
‘Over de drempel’ loopt nu twee jaar. Het project werd in februari 2017 gestart door Pluryn, AWTJ ‘Inside Out’, HAN sociaal domein en Zorgbelang Gelderland. Nog ruim een jaar te gaan en dan weten de onderzoekers of ze met de BETERapp de markt op kunnen: de app die jongeren ondersteunt bij de “transitie 18+”. Projectleider Coleta van Dam, onderzoeker bij AWTJ Inside Out, vertelt over haar ervaringen met de app en het project. ‘Het is voor jongeren mogelijk een goed instrument om te gebruiken. Maar we moeten nog wel wat onderzoek verrichten voordat we zover zijn.’
Te weinig emotionele voorbereiding
Het eerste deel van het tweedelig onderzoek is afgerond. Van Dam: ‘Studenten van de HAN hielden interviews met vijftien jongeren die vlak vóór hun uitstroming uit de zorg zitten, of hier al langere tijd uit zijn. De studenten vroegen waar de jongeren tegenaan lopen in de transitie en waar ze tegenop zien.’
Een van belangrijkste conclusies: jongeren zijn praktisch goed voorbereid op hun vertrek uit de zorg, maar de emotionele voorbereiding blijft achter. ‘Ze leren bijvoorbeeld hoe ze moeten koken als ze eenmaal zelfstandig wonen. Maar ze leren niet hoe het zal zijn om er echt alleen voor te staan. Jongeren willen vaak heel graag de zorg uit, maar eenmaal zover dan zitten ze met hun handen in het haar. Ze hebben behoefte aan iemand om vragen aan te stellen. Vaak hebben ze een klein sociaal netwerk, soms is er geen dagbesteding voor ze geregeld.’
Lijntje met de instelling
De onderzoekers kozen een app voor de transitie van “in zorg” naar “uit zorg”. ‘Hierin kunnen jongeren doelen voor zichzelf formuleren, en bijvoorbeeld bijhouden wat hun stemming is. Ze voeren deze dingen, voordat ze uit de instelling vertrekken, samen met hun mentor in de app in. De mentor koppelt zijn eigen account aan de app van de jongere. Hij kan vervolgens over een periode van een aantal weken meekijken hoe het met de jongere gaat, of ze aan haar doelen werkt en wat haar stemming is. De mentor kan ook feedback geven. Dit alles kan de overgang verzachten: er blijft een lijntje bestaan met de instelling.’
Ander design
Voor het tweede deel van het onderzoek wilden de onderzoekers twee groepen van honderd jongeren volgen: een groep die de app wel gebruikte, en een groep die dat niet deed. Dit bleek echter niet de beste methode om de antwoorden te vinden die de onderzoekers zochten. ‘We zijn meteen na de start van het onderzoek gaan werven bij verschillende instellingen. Maar de doelgroep bleek te divers, waardoor we geen eenduidige antwoorden kregen. We hebben toen het design van ons onderzoek omgegooid: een klein aantal jongeren die de app gebruikt, gingen we heel intensief volgen. Met deze aanpak kunnen we helder zien voor wie de app wel werkt, en voor wie niet.’
Obstakels
Twee instellingen die nog over waren uit het oorspronkelijk projectvoorstel, droegen enthousiast bij aan het groepje jongeren. Van Dam: ‘Tot nu toe zijn er zeventien jongeren, uiteindelijk willen we er twintig. Ze nemen de app in gebruik en vullen vragenlijsten in: eerst een nulmeting en vervolgens iedere week een lijst. De onderzoeksvraag is in hoeverre de jongeren beter functioneren met de app.’
Er zijn nog wel wat obstakels te overwinnen voordat de onderzoekers hun definitieve resultaten kunnen publiceren. Zo bleken er technische problemen met de app. De communicatie met de jongeren en mentoren verloopt soms moeizaam, waardoor jongeren bijvoorbeeld ineens uit de instelling verdwenen blijken. Van Dam: ‘We zijn inmiddels allang blij als een mentor belt en zegt: “Ik heb een jongere die mee wil doen, maar hij vertrekt over drie weken al uit de instelling.” Eigenlijk moeten ze acht weken van tevoren met de app beginnen. Maar we zetten gewoon alles op alles om het toch met deze jongere voor elkaar te krijgen.’
Minder chagrijnig
De onderzoekers zijn nu in de fase dat ze de jongeren vragen hoe het met ze gaat, en wat ze van de app vinden. De resultaten daarvan zijn nog niet beschikbaar. Van Dam heeft al wel van het project geleerd dat ze mentoren er steeds aan moet herinneren de app te gebruiken. ‘Mentoren hebben weinig tijd. Het blijft moeilijk om het contact makkelijk en snel te houden.’ De onderzoekers spraken verder al met de app-gebruikende jongeren die nog “in zorg” zitten. ‘Ik hoorde leuke dingen terug. Een vaak chagrijnige jongen vulde iedere dag zijn app in, en werd daardoor vrolijker. Hij was zich bewust geworden van zijn stemming en wilde dit veranderen.’